Het Hof Den Bosch veroordeelde Heringa in zijn zaak hulp bij zelfdoding tot een zwaardere straf na een verwijzing door de Hoge Raad. Lees de noot onder het arrest van het Hof Den Bosch in GJ 2018/14 (zie bij publicaties)
Het Hof Den Bosch veroordeelde Heringa in zijn zaak hulp bij zelfdoding tot een zwaardere straf na een verwijzing door de Hoge Raad. Lees de noot onder het arrest van het Hof Den Bosch in GJ 2018/14 (zie bij publicaties)
Wegens het toebrengen van schade aan de gezondheid van acht patiënten door de Twentse ex-neuroloog Jansen Steur (het stellen van onjuiste diagnoses en het voorschrijven van verkeerde medicatie) veroordeelde de Rechtbank Almelo hem tot drie jaar gevangenisstraf (
(Annotatie T.M. Schalken bij arrest Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de dato 18 juni 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4413, “Gezondheidsrecht Jurisprudentie”,
In de bekende zaak-Heringa, waarin de zoon zijn hoogbejaarde moeder hielp bij haar zelfdoding, had de Zutphense rechtbank in eerste instantie geen straf opgelegd, maar het feit wel bewezenverklaard, art. 9a Sr. Het Arnhemse hof daarentegen ontsloeg Heringa van strafvervolging omdat hij in noodtoestand, vanwege een conflict van plichten, had gehandeld. Het openbaar ministerie overweegt cassatie bij de Hoge Raad in te stellen.
(Annotatie T.M. Schalken bij arrest Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de dato 13 mei 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:3444, “Gezondheidsrecht Jurisprudentie”,
De “Haagse borstendokter” werd na vele klachten over door hem uitgevoerde borstvergrotingen door het Centraal Medisch Tuchtcollege in 2011 voor het leven uit het register geschrapt wegens handelen in strijd met de regelen der kunst. In de daarop volgende strafzaak oordeelde de Rechtbank Den Haag in 2014 evenwel dat dit laatste niet bewezen kon worden en sprak hem daarvan vrij. Hoe kan dat?
Annotatie van T.M. Schalken bij vonnis van de Rechtbank Den Haag de dato 30 oktober 2014 in “Gezondheidsrecht Jurisprudentie”,
Opinie 2014/19
De Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten (NVSA) heeft op 12 en 13 december 2014 te Maastricht haar tweejaarlijks congres gewijd aan De ongehoorzame rechter. Daarmee wordt bedoeld dat de lagere (feitelijke) rechtspraak op bepaalde terreinen regelmatig afwijkt van de lijn zoals de Hoge Raad die in zijn rechtspraak heeft uitgezet. Die terreinen zijn vooral: de sanctionering van vormverzuimen en het vervolgingsbeleid van het openbaar ministerie. In hun voordracht op het congres zijn Rosa Boon en Tom Schalken op grond van hun onderzoek in de jurisprudentie tot de conclusie gekomen dat de feitenrechtspraak vaak kritischer is dan de Hoge Raad, terwijl deze via een steeds strenger wordende ‘disciplinerende cassatiemodus’ tracht de lagere rechter in het gareel te houden. De meerderheid van het congres vond dit een ongewenste ontwikkeling.
De Hoge Raad spreekt zich nader uit over de vruchtentheorie bij de sanctionering van vormverzuimen. Aan de ene kant overweegt de Hoge Raad dat – als de bekennende verklaring van de verdachte moet worden uitgesloten vanwege de onrechtmatige confrontatie tijdens het politieverhoor met niet vernietigde geheimhoudergesprekken – dit ook consequenties heeft voor de positie van de medeverdachte voor wie de bewijsuitsluiting ook geldt. Aan de andere kant geldt de bewijsuitsluiting niet onverkort, namelijk niet in de situatie waarin het bezwarende bewijsmateriaal blijkens het dossier ook op andere wijze gevonden had kunnen worden
(Annotatie van T.M. Schalken in de Nederlandse Jurisprudentie, bij Hoge Raad 16 september 2014, NJ 2014/462)
De Hoge Raad heeft in recente rechtspraak de zogenaamde ‘doelmiddel
benadering’ bij de sanctionering van vormfouten omarmd.
Daarbij gaat het om de vraag welk doel de strafrechter met de
opgelegde sanctie beoogt te bereiken en of die sanctie daartoe het
effectieve middel is dat bovendien evenredig moet zijn ten opzichte
van het beoogde doel. Op zichzelf een goed idee om het debat over
vormfouten meer structuur te geven. Maar er kleven in de praktische
toepassing ervan ook bezwaren aan. Uiteindelijk leidt deze theorie
ertoe dat de rechter steeds minder ruimte krijgt om op vormfouten
adequaat te reageren.
(Annotatie T.M. Schalken bij Hoge Raad d.d. 9 september 2014 in de Nederlandse
Jurisprudentie, NJ 2014/420)
Ook wanneer een Europese Richtlijn nog niet in nationale wetgeving is geïmplementeerd, mag een rechter daarop een beroep doen als de nationale regeling in strijd is met beginselen van die Richtlijn? Handelt de Hoge Raad op het terrein van strafvordering in overeenstemming met dit uitgangspunt?
Als een politieambtenaar tijdens een fouillering met zijn hand in de onderbroek van de verdachte komt, is er dan sprake van onderzoek aan de kleding of aan het lichaam?
Moedige uitspraak van strafrechter op Sint Maarten: in de geruchtmakende masbunga-zaak met betrekking tot “stemmenfraude” bij de Statenverkiezingen door of vanwege de United People Party (UP Party) werd het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard wegens schending van elementaire beginselen van een behoorlijke procesorde